Buurtschap Koehool ligt buiten de bebouwde kom in de gemeente Franekeradeel. Sinds 1429 zijn er vermeldingen van de buurtschap: ’t Koudehol, Caldahoel en Coldeholle. De bevolking van deze buurtschap bestond oorspronkelijk vooral uit vissers, in hun karakteristieke vissershuisjes. Verder waren en zijn er enkele kleine boerderijtjes.
Haringvisserij
De haringvisserij was lange tijd beeldbepalend voor het buurtschap Koehool. Natuurlijk door de haringboten die op het Wad lagen te dobberen. De fuiken die dichtbij de kust in regels waren geplaatst. Maar niet minder karakteriserend voor Koehool waren de vissershuizen die langs de hele Waddendijk stonden. Veel huizen zijn rond 1975 afgebroken, omdat voor de nieuwe zeedijk veel meer ruimte nodig was. Historisch gezien waren de huizen interessant. Een van de vissershuizen van Koehool is dan ook overgebracht naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen.
Vloot van Koehool
In de hoogtijdagen van de haringvisserij, aan het begin van de twintigste eeuw, bestond de vloot uit zo’n 14 boten. De vissers hadden allemaal BAR op hun boten staan. Een afkorting voor de gemeentenaam Barradeel. De oorspronkelijke haringboot werd opgebouwd uit vurenhout en eikenhout. De bovengang werd overnaads met koperen spijkers op de spanten geklonken. De gebruikelijke lengte was 7.10 meter. Bekende haringbotenbouwer was Jacob van Manen te Berlikum. In het Zuiderzeemuseum is nog een originele haringboot van de Koehoolse haringvloot te bewonderen.
Vissen in regels
De vissers woonden met grote gezinnen in hun huis. Vaak waren ze naast hun werk als visser ook dagloner bij boeren in de buurt. In het voorjaar visten ze met fuiken op voorjaarsharing. De fuiken werden in lange rijen (regels) in zee geplaatst. Een vissersgemeenschap heette dan ook een regel. Gezamenlijk bevisten zij een afgebakend gebied langs de zeedijk. Degenen die aan de uiteinden terechtkwamen, maakten minder kans op een volle fuik dan de vissers die in het midden stonden. Om iedereen gelijke kansen te geven, werd om de visplaatsen geloot. De verdiensten van het vissen maakten de regelvissers minder afhankelijk van de boeren, waardoor ze niet de hele winter als dagloner hoefden te werken.